1 juli 2014

Arbeidsvoorwaarden: Minister neemt MARVER leden niet serieus

De Minister werkt niet mee aan verbetering van de arbeidsvoorwaarden, ondanks inspanningen van de Marechausseevereniging. Dat ze onze leden niet serieus neemt is volstrekt onacceptabel. Als de Minister niet wil luisteren, zullen wij naar manieren zoeken om wél tot haar door te dringen.

Wat is het geval? De Marechausseevereniging heeft, samen met de AFMP, vanaf november 2013 geprobeerd een arbeidsvoorwaardentraject voor 2013-2014 van de grond te krijgen. Het doel van de MARVER en de AFMP was om snel een kortlopend financieel contract af te sluiten. De Minister kon daarmee laten zien dat zij écht werk wil maken van het herstellen van het vertrouwen van het personeel en dat zij de negatieve spiraal met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van de laatste jaren wil doorbreken. Dat het vertrouwen onder het personeel in de Defensieleiding slecht was wisten we al. Begin 2013 was er zelfs al een commissie De Veer ingezet om daar wat aan te doen. Uit het op 30 oktober 2013 gepresenteerde opinieonderzoek van de AFMP bleek echter dat het met het vertrouwen van het Defensiepersoneel nog steeds slecht gesteld was. Ondanks alle inspanningen van de zijde van de MARVER en de AFMP wil de Minister tot nu toe niet meewerken aan verbetering van de arbeidsvoorwaarden. Ook andere verbeteringen laten veel te lang op zich wachten.

Opinieonderzoek AFMP 2013
Woensdag 30 oktober 2013 presenteerde de AFMP de resultaten van een opiniepeiling onder bijna duizend Defensiemedewerkers. Daaruit bleek dat het uitermate slecht gesteld was met het vertrouwen van het militaire- en burgerpersoneel in de Defensietop en de politiek. Meer dan de helft gaf aan ronduit ontevreden te zijn over Defensie als werkgever. En 70 procent zou anderen afraden om voor Defensie te gaan werken.
Naar aanleiding van deze opiniepeiling heeft de AFMP en de MARVER een aantal aanbevelingen gedaan die noodzakelijk zijn om het vertrouwen van het defensiepersoneel te herstellen. De belangrijkste aanbevelingen waren dat Defensie als werkgever zichtbaar voor haar mensen moest gaan staan en het tonen van goed werkgeverschap door:

Het garanderen van de bestaans- en inkomenszekerheid van het personeel binnen en buiten Defensie;
Het nakomen van afspraken, of het nu om bijvoorbeeld een functietoewijzing, opleiding of loopbaanbegeleiding gaat;
Het zorgen dat teams op sterkte zijn en er voldoende veilig materieel beschikbaar is.
Het vermijden van onderlinge concurrentie door het verminderen van functiewisseling en verplichte roulatie om de drie jaar.
Het geven van de (financiële) waardering die het Defensiepersoneel toekomt.
Door de Minister werd in de eerste weken na het uitkomen van de resultaten van het opinieonderzoek richting de AFMP uitgestraald dat zij deze signalen uiterst serieus nam. Ze zei zich ervan bewust te zijn dat er op het gebied van de aanbevelingen die door de AFMP en de MARVER waren gedaan snel stappen voorwaarts gezet moesten worden.

Wat is er van de woorden van de Minister terecht gekomen?
Nu, zeven maanden na de presentatie van de uitkomsten van het opinieonderzoek moeten wij vaststellen dat het vooral bij mooie woorden van de Minister is gebleven. Ja, er is op dit moment formeel overleg gaande om iets te doen aan het vermijden van de onderlinge concurrentie. Gesproken wordt over het verminderen van het “sollicitatiecircus” in de onderbouw en het weer terugbrengen van de functieduur naar “normale proporties”. Als we echter kijken naar alle aanbevelingen die door de AFMP en MARVER zijn gedaan is dat eigenlijk het enige punt waarop wij wat voortgang kunnen melden.

Defensie heeft maanden lang in de richting van de MARVER en de AFMP uitgestraald wel iets voor elkaar te kunnen krijgen. Men zou de financiering van een kortlopend financieel contract voor 2013-2014 bijna voor elkaar hebben. Eind maart was de maat voor ons vol. Wij hebben geëist dat er nu eindelijk boter bij de vis zou worden gedaan. De boodschap die we toen van de Minister kregen was duidelijk. Zij heeft er nul euro voor over om een begin te maken met het herstel van het vertrouwen van het personeel. Erger nog, Defensie heeft geld dat bestemd was voor de overlegtafel en de arbeidsvoorwaarden van het personeel voor eigen doeleinden gebruikt. Het gaat daarbij om een bedrag van tweehonderd miljoen euro bestemd voor de sector Rijk. Een deel daarvan, vijftien tot twintig miljoen euro, is door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Minister van Defensie toegekend. Dit naar aanleiding van het door het kabinet met de FNV vakcentrale afgesloten sociaal akkoord. Wat de MARVER en AFMP betreft laat de Minister hiermee zien dat zij het defensiepersoneel minacht. Het herstellen van het vertrouwen van het personeel heeft kennelijk voor haar absoluut geen enkele prioriteit.

Dat voor de Minister vooral de eigen korte termijn (bezuinigings)belangen voorop staan blijkt ook regelmatig in het formele overleg. Naast de eerder genoemde arbeidsvoorwaarden gaat de voortgang van het bespreken van voor onze leden belangrijke onderwerpen uiterst stroperig en moeizaam. Voorbeelden daarvan zijn het AOW-gat, de definitieve reparatie van de WUL, de voortgang van de pakketvergelijking en de daaraan gekoppelde beschrijving van de bijzondere positie van de militair en de discussie over de toekomst van de militaire pensioenen.

Bij onderwerpen waar de Minister een groot (bezuinigings)belang heeft blijkt er bij de werkgever geen enkel probleem te zijn om tijd en capaciteit vrij te maken om deze trajecten zo snel mogelijk voort te kunnen zetten. Voorbeelden daarvan zijn de sourcing van de Dienst Vastgoed Defensie (DVD) en de discussie met betrekking tot het voorzieningsniveau van de gezondheidszorg, noodzakelijk om de reorganisatie van de gezondheidszorg voort te kunnen zetten.

Hoe nu verder?
Dat uw vertegenwoordigers in het overleg door de Minister aan het lijntje worden gehouden is tot daar aan toe. Dat zij onze leden niet serieus neemt is voor de MARVER echter volstrekt onacceptabel. De MARVER en de AFMP gaan uiteraard niet bij de pakken neerzitten. Als de Minister niet wil luisteren, zullen wij naar manieren gaan zoeken om wél tot haar door te dringen. Wij hebben de Minister van Defensie in ieder geval op 17 juni formeel via een brief om opheldering gevraagd over wat zij met ”ons” deel van de eerder genoemde tweehonderd miljoen euro heeft gedaan. Wij verwachten voor het zomerreces een antwoord op deze brief, die wij ook naar de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben gestuurd.
Hierin hebben wij de oneigenlijke argumenten van de Minister van Defensie nog eens op een rijtje gezet:

  • De ene keer werd gezegd dat Defensie geen bijdrage had ontvangen;
  • Vervolgens werd bericht dat de arbeidsvoorwaardelijke ruimte binnen de eigen begroting van Defensie gezocht moest worden;
  • Het argument is op tafel gekomen dat er restricties waren bij het zoeken naar ruimte binnen het Defensiebudget; er mocht alleen sprake zijn van een verschuiving van secundaire arbeidsvoorwaarden naar loon;
  • Daarna berichtte Defensie dat de vrijvallende pensioenpremie 2014 als gevolg van het Witteveenkader maar moest worden benut;
  • Vervolgens werd beweerd dat de arbeidsvoorwaardelijke ruimte binnen de Defensiebegroting moest worden gevonden, maar dat Defensie daar van het Ministerie van Financiën geen ruimte voor krijgt;
  • Uiteindelijk werd eind april erkend dat Defensie haar deel van de 200 miljoen wel degelijk had ontvangen. Defensie meent nu evenwel dat de werkgever zelfstandig kan beslissen hoe dat geld (naar schatting 15 à 20 miljoen) besteed wordt.

Het is de hoogste tijd voor de Minister om wakker te worden. De dwaalweg die nu al een aantal jaren door de Minister wordt gevolgd moet zo snel mogelijk worden verlaten.

Meer over:
SOD
C&R