3 februari 2016

Verhoging pensioenpremie vanaf 1 april

Vanaf april 2016 gaan deelnemers aan pensioenfonds ABP maandelijks één procent meer pensioenpremie betalen. Door deze verhoging hoopt het fonds te kunnen voldoen aan zijn wettelijke verplichting om te zorgen voor voldoende kapitaalreserves. De verhoging geldt in principe voor vijf jaar; de werkgever betaalt 70 procent, de werknemer 30 procent.

Pensioenfondsen zijn wettelijk verplicht hun financiële gezondheid te laten bewaken door De Nederlandse Bank. Die doet dat op basis van een door de politiek vastgestelde serie criteria en voorschriften, het zogenaamde Financieel Toetsingskader (FTK).

Dekkingsgraad
Een van de voorschriften in dat FTK betreft de dekkingsgraad. Dat is de verhouding tussen het bezit van het fonds en zijn huidige en toekomstige betalingsverplichtingen aan gepensioneerden. Met andere woorden: beschikt het fonds over voldoende kapitaal om in de loop der jaren door middel van beleggingen en andere financiële transacties het benodigde rendement binnen te halen om alle deelnemers het toegezegde pensioen te kunnen uitbetalen? Het antwoord daarop is van veel factoren afhankelijk, onder andere van de ontwikkeling van de rente op de kapitaalmarkten (lees: de geschatte hoeveelheid te behalen rendement) en de levensverwachting van de deelnemers (lees: het totale aantal pensioenjaren).

Is de dekkingsgraad 100 procent, dan heeft een fonds naar schatting precies genoeg kapitaal achter de hand om alle huidige en toekomstige deelnemers hun toegezegde pensioen te kunnen betalen. Bij een lagere dekkingsgraad heeft het fonds naar schatting onvoldoende kapitaal in huis. Op basis van de door het FTK voorgeschreven schattings- of berekeningsmethode had ABP op 31 december 2015 een dekkingsgraad van 97,2 procent.

Vijf jaar te laag
Het FTK schrijft ook voor dat pensioenfondsen die vijf jaar achter elkaar op 31 december een dekkingsgraad van minder dan 105 procent scoren direct maatregelen moeten nemen om hun dekkingsgraad weer op 105 procent te brengen. Aangezien ABP eind 2015 het vijfde streepje achter zijn naam zag verschijnen, moest het bestuur snel in actie komen.

Premieopslag
Gekozen is voor het invoeren van een premieopslag van 1 procent met ingang van 1 april aanstaande. Daardoor gaan burgerambtenaren 18,8 procent betalen en militairen 18,5 procent. Militairen die met leeftijdsontslag zijn en een UGM-uitkering ontvangen bouwen nog voor de helft van de tijd pensioen op en betalen dan ook de helft van de pensioenpremie. Voor hen geldt vanaf 1 april dus een verhoging van 0,5 procent (hun premie wordt 9,75 procent).

Zoals gezegd betaalt de werkgever 70 procent van deze premie en de werknemer 30 procent. Voor een gemiddelde deelnemer met een maandsalaris van € 3.500 bruto betekent de opslag dat hij per maand ongeveer € 8 bruto meer premie betaalt.

Pensioenkorting
Tijdelijk een hogere inlegpremie vragen om meer rendement te kunnen boeken is één van de twee manieren om de kapitaalreserves van een pensioenfonds te versterken. De tweede manier is het verlagen van de uitkeringen. Het ABP-bestuur heeft laten weten dat in 2016 in ieder geval niet naar dit laatste redmiddel zal worden gegrepen.

De FNV – de grootste vakcentrale van Nederland, waarbij ook de Marechausseevereniging is aangesloten – wil dat de politiek voorkomt dat pensioenfondsen in 2017 gedwongen zullen zijn tot pensioenkortingen. Medio januari heeft zij de Tweede Kamer en staatssecretaris van Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid Jetta Klijnsma in een brandbrief opgeroepen daarvoor te zorgen door de voorschriften in het Financieel Toetsingskader aan te passen. Twee dagen later heeft de Tweede Kamer Klijnsma dringend verzocht op korte termijn met een creatieve oplossing op dat gebied te komen en de onnodige pensioenonrust te stoppen.