15 juni 2020

Een eerlijke vergoeding voor oefenen en inzet

‘Rust roest’ geldt voor het lichaam. Voor de geest is ‘overrusten’ beter dan ‘overwerken’. Maar áls je dan toch meer uren moet draaien zoals bij oefeningen en/of inzet, is het wel zo fijn wanneer de vergoeding daarvoor acceptabel is en recht doet aan de geleverde extra inspanningen. In dit artikel lees je hoe het nu is en wat jouw vakbond op dit gebied aan de onderhandelingstafel graag wil bereiken.

Huidige situatie bij inzet
Voor elke inzetdag geldt een VVHO-vergoeding van € 98,51*. De onkostenvergoeding die daarnaast nog wordt vergoed, laten we hier achterwege omdat die is bedoeld voor het bestrijden van onkosten. Aangenomen dat de gemiddelde arbeidsbelasting tijdens oefeningen en uitzendingen circa 16 uur per dag bedraagt** en dit afgezet tegen de normale 38-urige werkweek, leidt dat op weekbasis tot een uurloon van € 9,32 per extra gewerkt uur ongeacht de rang***. Bepaald karig als je dit vergelijkt met het minimum loon van € 10,05 per uur****. En dan spreken we verder nog helemaal niet over het feit dat 32 uren in het weekend worden verricht, de werkomstandigheden zwaarder zijn en er geen vrijheid van beweging is in de periode dat niet gewerkt hoeft te worden. Allemaal elementen die onder normale omstandigheden een extra beloning rechtvaardigen.

Huidige situatie bij oefeningen
Voor elke oefendag geldt afhankelijk van de rang een dagvergoeding van € 79,22, € 88,76 of € 97,92. Ook bij het oefenen gelden gemiddeld aanmerkelijk hogere belastingen qua arbeidsduur. Opnieuw uitgaande van circa 16 uur per dag liggen de uurtarieven voor het extra werk iets lager, tussen de € 7,49 en € 9,26. Wel geldt daarnaast nog de compensatie in tijd voor een deel van de belasting in het weekend die tegen het normale uurtarief zouden kunnen worden uitbetaald.

De volgende tabel dient om een indruk te krijgen op welke wijze er vergoed zou worden wanneer zoveel mogelijk de regelingen voor het burgerpersoneel***** van toepassing zouden zijn op oefenen en inzet versus de huidige beloning. Alleen voor de vergoeding voor zwaardere omstandigheden (inconvenienten) is aangesloten bij de regeling voor militaire bijstand vanwege de urenlimiet die de burgerregeling begrenst. Bedenk dat naast deze vergoedingen ook nog de vergoeding in tijd bestaat.

* 2020 volgens Arbeidsvoorwaardenakkoord 2018-2020
** Naast deze 16 uur is men ook nog 8 uur direct oproepbaar op een externe locatie/dus niet thuis.
*** (7*€98,51)/(7*16-38)=
**** https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/minimumloon/bedragen-minimumloon/bedragen-minimumloon-2020 bij 38-urige werkweek voor 21 jaar en ouder per 01-01-2020.
***** IBBAD en IRBAD

Volgens deze regelingen voor burgerpersoneel ontvangt men voor overuren een vergoeding in tijd van één op één. Daarnaast geldt een vergoeding in geld. Het percentage van het uurloon dat iemand hiervoor extra ontvangt is afhankelijk van de tijden waarop de overuren worden gemaakt. Dat percentage varieert van 25% op werkdagen overdag tot bijvoorbeeld 100% op zondagen. Voor het werken onder de bezwarende werkomstandigheden (hitte, kou, lawaai, hinderlijke beschermingsmiddelen, gevaar e.d.) is vanwege de urenlimiet aangesloten bij het uurtarief voor Militaire Bijstand van € 4,79 per uur. Tot slot kent de burgerregeling een vergoeding toe voor de ‘beschikbaarheid/bereikbaarheid op de werkplek’ voor de rusturen. Iedereen moet per slot op locatie blijven tijdens de inzet of oefening.

Aldus ontstaat voor een Sld1 een dagvergoeding van € 132 voor een doordeweekse dag waarbij onder de huidige omstandigheden € 79 - € 99 wordt vergoed voor oefenen of inzet. Daarnaast zou de militair ook nog 8 uren in tijd ontvangen. Voor de Maj zou gelden dat hij een dagvergoeding zou moeten ontvangen van € 205 en 8 uren verlofuren. Voor de inzet op ZZF-dagen zijn de verschillen opmerkelijk. Een AOO zou op een zondag € 380 als dagvergoeding moeten ontvangen én 16 verlofuren. De huidige VROB-regeling vergoed € 236 maar dat is wel inclusief uitbetaling van de tijdvergoeding van 8 uren.

Tot slot
De discussie voor een betere vergoeding van de extra inspanningen tijdens varen, oefenen en inzet is niet nieuw. In het laatste afgesloten arbeidsvoorwaardenakkoord is de vergoeding al enigszins aangepast, “er is een stapje gemaakt”. Naar onze mening is deze nog niet in de buurt van een niveau dat in vergelijking met bijvoorbeeld de burgerregeling valt uit te leggen. Waar elders voor overwerk veelal een hogere vergoeding plaatsvindt dan het gebruikelijke uurloon is het bij militairen precies andersom.

De discussie over een passende vergoeding voor overwerk staat niet op zich zelf. Deze staat niet los van de discussie over een nieuw bezoldigingsstelsel. Bovendien is overwerk niet het enige inconvenient van de militair. Over deze nadere vormen zijn in eerdere arbeidsvoorwaardenakkoorden al afspraken gemaakt. Daarbij was de ene concreter dan de andere. Ten aanzien van de TOD is in het laatste arbeidsvoorwaardenakkoord een stap gezet en zijn voor de toekomst heldere afspraken gemaakt. Ten aanzien van beschikbaarheid en bereikbaarheid of andersom de beperking van de bewegingsvrijheid zijn de afspraken vager. In de discussie over een passend vergoeding voor inconveniënten zullen we deze elementen zeker niet uit het oog verliezen.

Wij zetten in om betere vergoedingen te bereiken. Naast deze vergoeding is het fair dat er naar analogie van de burgerregeling ook in tijd wordt vergoed. Om rekening te houden met de bedrijfsvoering en eventueel persoonlijk belang van de militair willen wij het liefst een inverdienaanspraak. Die kan gedurende de loopbaan worden ingezet, maar ook voorafgaand aan het verlaten van de dienst.

Meer over:
AVW